Linnaeusborg
De Linnaeusborg is ontworpen voor het Centrum voor Levenswetenschappen, onderdeel van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Het gebouw maakt deel uit van het stedenbouwkundig plan van WEST8, waarin het Groningse Zernike gebied een transformatie is ondergaan.
Drie onderzoekssferen
In relatie tot het omvangrijke programma is Linnaeusborg een functioneel bepaald gebouw, dat weliswaar groot is, maar extern geen ondoordringbare massa vormt. Het opent zich naar de campus, is open in ontsluiting en logisch in opbouw. Het volume kan worden opgevat als een lichaam dat zich uit de grond opricht en gedeeltelijk verdwijnt in het perspectief en het hellende maaiveld. De zichtlijnen accentueren de open ruimte in plaats van de massa van het gebouw. Het poorteffect maakt dat je er doorheen kijkt in plaats van er tegenaan. De drie ‘onderzoekssferen' van het Centrum voor Levenswetenschappen, zijn ondergebracht in de twee vleugels en de brug die de bovenbouw vormt. Vanuit de begane grond ontwikkelt zich aan de noordzijde een vleugel voor dierbiologen, die tevens in verbinding staat met de dierenverblijven. De zuidvleugel is voor plantbiologen en is gekoppeld aan het kassencomplex. Centraal in de bovenbouw, wordt met het bouwvolume bestemd voor de microbiologie en biotechnologie ‘de brug geslagen'.
Interactie, dynamiek en flexibiliteit
Uitgangspunten voor de interne organisatie zijn interactie, dynamiek en flexibiliteit. Op de verdiepingen is een zonering toegepast, waarbij laboratoria en kantoren steeds in twee tegenover elkaar liggende gebieden zijn geplaatst. De efficiency en de flexibiliteit van dit model is vergroot, doordat daartussen nog een derde zone is toegevoegd, bestemd voor diverse ondersteunende ruimten. Daar waar ‘wandelgangen' belangrijk zijn, op plaatsen waar mensen samenwerken, is het aantrekkelijk om het gebouw zo te maken dat je het kunt doorkruisen in verschillende circuits. Door toevoeging van vides en dwarsverbindingen in het midden van de relatief diepe vleugels, ontstaan ook verticale circuits over de verdiepingen heen. Licht van boven door de vides en uitzicht naar de hemel, de grond of het water verbinden het interieur van de wandelgangen met de buitenwereld. De menging van laboratoria, nevenruimten en kantoren leidt met de ruimtelijke en functionele kwaliteit van de circuits tot een praktisch, licht en levendig geheel, dat zowel bouwkundig als installatietechnisch zeer efficiënt is. Linnaeusborg geeft hiermee antwoord op de relatie tussen vorm en context, het gebouw en de campus, het landschap en het water en de ontvangst van mensen en hun samenwerking.
Duurzaam ontwerp
Linnaeusborg scoort hoog op gebied van duurzaamheid. Het gebouw is compact, met een zeer gunstig gevel-vloer factor en duurzaam qua materiaal en energieverbruik. Flexibel gebruik door consequent ingezette zonering in plattegronden en installaties, maken het gebouw ook wat betreft gebruik toekomstbestendig. Een grasdak, hoge-temperatuur-koeling en lage-temperatuur-verwarming doormiddel van betonkernactivering aangesloten op warmte-koudeopslag (WKO), zijn een deel van de ingezette middelen op gebied van de duurzame technische infrastructuur. Bijzondere aandacht is besteed aan de ontwikkeling van een lichte onderhoudsarme gevel (besparing in constructie), welke opgebouwd is uit innovatieve, gevel vullende prefab polyester gevelelementen met een extra hoge isolatiewaarde. Ingezette middelen hebben geresulteerd in een EPC van 0,662, een bijzonder lage waarde voor een ontwerp uit 2004.
Oplevering | 2010 |
Opdrachtgever | Rijksuniversiteit Groningen |
Constructeur | Ingenieursbureau Wassenaar BV, ABT (adviseur voor staalconstructie) |
Adviseur installaties | Adviesbureau Royal Haskoning |
Bouwkunding aannemer | Strukton |
Fotograaf | Pieter Kers |